Nationaal-Socialisme

undated

notes for courses

 

Nationaal-Socialisme[1]

Biomonistisch-pragmatistisch-intuitionistische wereldbeschouwing, die met deze drie woorden toch niet volkomen geteekend mag worden geacht, maar een eigen nog verder te omschrijven karakter heeft. Het houdt sterk verband met deze drie wijsgeerige stroomingen, welke er op een bepaalde wijze in voortleven, maar [er] toch een bepaald aspect in hebben gekregen.

Ter nadere bepaling hebben we allereerst te zien naar de verdere bepalende elementen.

Een eerste nadere bepaling ontving deze wereldbeschouwing in haar dragers. Het is een stelsel, dat leeft en groeit in het groote Duitsche Rijk en wel als een stelsel van het Duitsche volk, dat in de dragers er van als een gesloten eenheid optreedt en in dit stelsel zich die eenheid bewust is.

Het is het stelsel van het Duitsche volk, dat elk, die tot het Duitsche volk behoort, moet aanhangen. Het is een stelsel niet enkel van Duitschers materieel, maar ook formeel. Het doet den Duitscher zichzelf zijn, d.w.z. deel van het eene Duitsche volk, dat in de eeuwen als een groeiende eenheid optreedt en zich steeds verder moet vervolmaken.

Naast en boven het volk neemt in het stelsel de figuur van de Führer een heel eigen plaats in. Diens functie is het bepalende element, waardoor het Duitsche volk als eenheid deze wereldbeschouwing op deze wijze kan aanhangen. Hij neemt in het Duitsche volk als drager van deze wereldbeschouwing een alles beheerschende plaats in. Hij is als de forma secundum exigentiam materiae[2]. Hij is de formeele schepper en waarborg der volkseenheid. Zonder Führer valt het stelsel. <2>

 

Nationaal-Socialisme – causa materialis

Tweede oorzaak: de economische toestand.

De toestand was ellendig. De oorlog had Duitschland uitgeput. Het is al onbegrijpelijk, hoe het volk onder den oorlog den druk heeft uitgehouden. Na den oorlog toestand nog verzwaard door de ontzettende verplichtingen, welke Duitschland onder den druk der overwinnende volkeren op zich moest nemen.

Heel de wereld tegen Duitschland. Duitschland wel overwonnen, maar toch ook fier op hetgeen het tegen heel de wereld had gekunnen. Zichzelf er weer boven op brengen, werd de leus. Op zichzelf aangewezen, van niemand medewerking te wachten, dan om eigenbelang. Het eigenbelang het groote monster.

Daarnaast de massa verzweifelten. Communisme. Binnen eigen grenzen de bedreiging van de revolutie door de communisten.

Nationaal-Socialisme een getemperd communisme. Heeft het communisme opgevangen. De daarin werkzame tendenzen afgeleid. In zooverre als een zegen te beschouwen. De leuzen van de communis[ten] omgeschakeld. Velen, die schrik hadden voor het communisme, werden door dit gematigde communisme gepakt.

De door de omstandigheden gedwongen wijze van voorziening in de economische behoeften werkte het nationaal-socialisme in de hand. Drang tot samenwerking, nationale eenheid, toonen, wat Duitschland kan, zijn superioriteit bewijzen, zijn Ueberlegenheit. De oorlogs-organisatie had de massa voor de dictatoriale leiding ook meer ontvankelijk gemaakt. Aan de overmacht, niet aan eigen fouten de nederlaag toegeschreven. <3>

 

Nationaal-Socialisme

Hoewel gebaseerd op de drift van de instinctieve krachten in den mensch, in de daad wordt de waarheid geboren, wordt de drift der natuur afgeleid door allerlei daarop inwerkende factoren. Decadentie. Hitler zoowel als Rosenberg gaan daarvan uit. Daarom Erziehung zur einheitlichen Weltanschauung.

Maar als in de eigen aanleg en waarheidsdrift van de Nordische Edelrasse gegeven en opgesloten. Moet groeien. Geen eenzijdige vorming van den geest. Begeestering voor een ideaal. Pathos. Agitator, demagoog, psycholoog. Tegenstander klein maken.

Geschiedenis groote factor. Verkeerd beoefend, verkeerd gezien. Het ras moet er zich in terugvinden. Aan veel te veel factoren aandacht geschonken. De eigenlijke eigenschappen van het ras en het leven van het eigen ras in nevelen gehuld. Die nevelen moeten worden omhoog gedreven. Innerlijke kracht.

Philosophie is geen kennis, maar belijdenis der waarheid. De registratie van het leven van de volksziel. Elk volk, elk ras zijn eigen ziel, zijn eigen leven.

Mythe is alogisch, voor-logisch, iets in den mensch, dat in hem leeft als een droom-ideaal, dat levensvatbaarheid heeft. Mythe krijgt in de geschiedenis vorm.

School van Rickert: geschiedenis zien is een gave. Geschiedenis de openbaring van Duitschland[s] geestdrift voor Ehre und Frieheit; Idealen zijn: Ehre, Wûrde, Selbstbehauptung, Stolz; Idealen van het Christendom: Liebe, Demut, Entsagung, Unterwürfigkeit”.

Het Christendom is een vijand. Men moet het geestelijk overwinnen, organisatorisch verschrompelen, politiek onmachtig maken.

Typenvorming is het groote middel. Heroën, Helden van het ras. <4>

 

Nationaal-Socialisme

Te onderscheiden elementen.

Il duce. Der Führer.

De bron van zijn gezag. Zijn bijzondere gaven.

Goddelijke uitverkiezing en begenadiging.

Zijn roeping. Tot heil van het volk.

Maar zijn ontwikkeling beteekent de ontwikkeling van het volk.

Zijn wil is de wil van het volk.

Wat het volk hem verschuldigd is.

Wat het volk van hem mag verwachten en verwacht.

Steeds tweeledig te zien. Zijn persoon, maar steeds in betrekking tot het volk, dat hij leidt, leiden moet. <5>

 

Nationaal-Socialisme

Aan welke eischen moet de Führer voldoen?

Hij is de man, die Duitschland, d.i. het Duitsche volk die daden doet stellen, welke het stellen moet om zichzelf te zijn.

Daarom is de eerste eisch, waaraan de Führer moet voldoen, dat hij invloed uitoefent, een persoon is, die den machtigsten invloed heeft. Zijn invloed plaatst hem op zijn plaats.

Dat hij dien invloed kan uitoefenen, is zijn bijzondere gave. Die gave wijst hem aan als den door God begenadigde en uitverkorene.

Het is zijn roeping, dien invloed aan te wenden en daardoor zijn positie steeds sterker te maken.

Het volk brengt hem voort, eischt hem, heft hem omhoog, brengt hem naar voren. Hij is haar creatuur, maar van den anderen kant doet hij het volk hem steeds dringender eischen en noodig hebben. Er is een voortdurende wisselwerking, waardoor beide elementen op elkaar inwerken en zoo steeds meer de eenheid, die in beider op elkander ingesteld zijn bestaat bevestigt. <6>

 

Nationalisme

Natie groeit. Natuurlijke verspreiding van den mensch over de aarde. Daardoor groepen, die van elkander afgesloten zijn.

Invloed van bodem, klimaat, werkzaamheid, enz. Daardoor een eigen cachet, een geleidelijke differentieering. Ander type.

Andere karakter-eigenschappen enz. Erfelijkheid komt die typeering nog versterken. Er groeit een apart geslacht.

Expansie stuit op tegenstand. Tegenstellingen tusschen de onderscheiden groepen, zich wapenen tegen elkander enz.

In eigen kring noodig voorziening van behoeften, voldoen aan eischen, op elkaar aangewezen. Saamhoorigheid groeit.

Uitingen geleidelijk sterker gedifferentieerd: taal, volksgebruiken, woningbouw, kleeding enz.

Pater Doodkorte sterk den nadruk op de innerlijke factoren, die ook den doorslag geven, maar daarnaast komen toch ook de uiterlijke bovengenoemd, die weer op de innerlijke inwerken. Wisselwerking. <7>

 

Nationalisme

Staatsalmacht en democratie kunnen beiden een gunstige conjunctuur voor de uitleving van de nationaliteitsgedachte opleveren.

In een absolutistisch geregeerde maatschappij zal de saamhoorigheid dikwijls en uiteraard eenigszins een gedwongen, een opgelegd karakter dragen. Maar de mensch past zich licht aan, laat zich vaak iets opdringen en zoo in zulk een staat vaak zeer sterke saamhoorigheid. Deze is uitermate bevorderlijk voor een sterken invloed van de nationaliteitsgedachte.

In een organisch opgebouwden staat is de eigen belangenstrijd vaak vrij groot en hoewel daar meer saamhoorigheid theoretisch wezen moet, is het bewustzijn daarvan niet altijd even sterk, gaat dit wel eens onder in den strijd voor het individueele en eigene. <8>

 

Nationalisme

Te onderscheiden: taal, natie, volk. Taal is een uiting van nationaal leven, soms een zeer sprekende uiting er van, een uiting, waaraan een natie soms buitengewoon groote waarde hecht, maar vooreerst geen uiting, welke een natie niet met een andere natie gemeen kan hebben, vervolgens geen distinctief dat het wezen der natie zou wezen. Halbertsma zegt wel: de taal is heel het volk, het is de natie zelve. Maar dat is te sterk en meer dichterlijk dan juist te noemen.

De natie is een gedifferentieerde groep, die de tendenz heeft ook een staatkundige eenheid te vormen, maar dit niet altijd zal kunnen verwerkelijken, hetzij om ongunstige omstandigheden, waarin zij leeft, hetzij omdat zij nog niet volledig is uitgegroeid en daarvoor rijp kan worden geacht.

Volk is de staatkundig tot een eenheid gegroepeerde maatschappij, de bekroning van de tendenz in de natie aanwezig. <9>

 

Katholieken en Fascisme

Macht tegenover macht.

Huisgezin en jeugdverzorging.

Juiste staatsidee. Particuliere rechten. Kerk erkennen.

Van het eene uiterste niet in het andere. Katholicisme gulden middenweg.

Theorie en tactiek.

Niet alleen de juiste leer verkondigen, maar ook de middelen niet verwaarloozen om haar ingang te doen vinden en haar rechten te verdedigen. Het laatste wellicht het meest noodig. Politiek van uittreding en onthouding.

 


  1. Typescript (NCI OP80.09), 9 pages, undated. The typescript shows notes for Brandsma’s philosophy courses (Colleges Filosofie II). The pages are not numbered by Brandsma; we follow the sequence of the papers as archived.
  2. form according to the requirements of the materials

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022