Onze Koningin

1935

Article

 

Onze Koningin

[1]

Wij eeren Wilhelmina, de Koningin der Nederlanden.

Wij eeren Haar temeer, omdat zij als Koningin – haar invloed is niet zoo gering – ons samenhoudt door den band van het koninklijk gezag en ondanks verschil van meening en van richting vereenigt in de liefde tot een eigen onafhankelijk volksbestaan, zonder bepaling van gezag niet denkbaar.

Wij zien in de geschiedenis de hooge beteekenis van ons koningshuis als de hechte bevestiging van hetgeen naar het bezonken en beredeneerde oordeel van het volk zelf voor dat volk als wet moet gelden en door het koninklijk gezag tot wet verheven wordt.

Wij zien op naar onze Koningin als de draagster van hetgeen tenslotte voor een volk de belichaming is van wat het leidt naar orde en vrede, onderpand van bloei en welvaart.

Onze Koningin is een vredelievende vorstin en aan haar steeds vredelievende houding zoowel als aan de liefde, die het volk haar daarom toedraagt, dankt Nederland voor een niet gering deel, dat het niet werd meegesleept in de hartstochten van den grooten oorlog.

Zij is een Koningin des vredes.

 

Maar wij kennen en eeren nog een tweede Koningin des vredes. Naast de aardsche eeren wij een hemelsche. Vooral nu weer de oorlog dreigt, nu de hartstochten weer worden opgewekt en koortsachtig de volkeren zich wapenen voor een dreigenden strijd, nog krankzinniger en wreeder, dan die nog niet is uitgestreden, nu gaan onze blikken niet slechts naar onze aardsche Koningin, maar heffen wij ze op ook naar den Hemel.

Met al zijn invloed, met al zijn macht en gezag kan vaak geen regeerend vorst den storm bezweren, die ontketend wordt door de hartstocht bij het volk gewekt. Toen in 1914 de telegrammen en ultimatums gewisseld werden tusschen de vorstenhoven van Europa, toen allen met spanning uitzagen naar hetgeen keizers en koningen zouden beslissen, wat konden zij toen eigenlijk. Toen nog? De teerling was geworpen. De oorlog was gemaakt, voorbereid sinds Jaren. Hij was niet te ontgaan.

Ook Nederland doorleefde bange uren.

Men kende den vredeswil van volk en Koningin en bouwde er op, dat van Koningin Wilhelmina moeilijk een oorlogsverklaring kon worden verwacht.

Maar wat vermocht zij aan het stuur van het schip van staat in den storm, die losbrak, in de branding van de hoog opgejaagde zee.

Men begreep, dat Haar macht niet toereikend was, en vol liepen de kerken. Er is toen gebeden in Nederland als in geen tijden tevoren. In Haar boodschap aan het volk riep de Koningin er zelf toe op.

 

In de ure des gevaars richt men den blik omhoog.

Nu weer de wapenen kletteren, de Iegers al reeds in slagorde worden geschaard zoo niet op het veld, dan toch op de kaarten der staven, nu de betuigingen van vredelievendheid worden achterhaald door daden van uitrusting tot den strijd, nu is het de hoogste tijd, opnieuw Nederland den blik omhoog te doen richten.

Waar het haast onmogelijk schijnt de harten der volkeren nog naar vrede te neigen, naar daadwerkelijken vrede met onderdrukking van de reeds fel opgedreven hartstochten, daar moge aller gebed met te meer aandrang gaan naar God, die de harten van koningen en volkeren in zijn hand houdt en ze leiden kan, werwaarts Hij wil.

Wij willen niet werkloos blijven, nu alles zich wapent tot den strijd. Wij zullen niet aflaten, den vrede te prediken en het volk te waarschuwen voor deelname aan een nieuwe verdwazing, waaraan men een schijn van verstand en beredeneering wil geven, maar wij beseffen, dat onze kracht en onze invloed in den tierenden storm gering is en wij hulp noodig hebben om het dreigend gevaar te bezweren.

Onze vredeskrant zal ons orgaan zijn om ons volk voor te lichten in de werken des Vredes, maar wij zouden overmoedig zijn, als wij niet tegelijk aanspoorden tot een innig gebed om den vrede.

 

Toen onze Koning aan het Kruis hing en stervend overwon, in den dood de liefde predikte om door een liefde tot den dood den vrede aan de wereld te geven, zeide Hij tot ons:

“Ziedaar uwe moeder”. En Hij wees ons Maria aan.

Na dien verzoenenden dood, nog meer na de vaart ten Hemel, werd Maria het middelpunt der Apostelen en bleven dezen volharden in het gebed met de Moeder des Heeren. Toen daalde de H. Geest over hen.

Scharen ook wij ons om onze, ons door God gewezen Moeder en volharden ook wij in het gebed met Maria de Moeder des Heeren, opdat God nogmaals zijn Geest zende, die het volk, dat in verdwazing dreigt onder te gaan, de wijsheid Gods weer tot leiddraad geeft.

Door Haar is ons Jezus geschonken, bij zijn geboorte begroet als de Koning des Vredes. Zij heeft ons dengene geschonken die werd bezongen als de vrede op aarde. Moge zij door Haar machtige bede Hem weder doen kennen in zijn zending van vrede, moge zij door Haar voorspraak bij God den vrede op aarde verzekeren, terwijl alle machten der aarde schijnen samen te spannen om hem aan de wereld te rooven.

De Meimaand staat voor de deur, de maand van Maria.

Onze vredeskrant verschijnt als om haar in te luiden.

Wij luiden haar in en kleppen de klokken, opdat allen, wien de vrede lief is, deze maand tot Maria gaan als de Koningin van den vrede met de dagelijks herhaalde, uit het binnenste des harten herhaalde bede: Koningin des vredes, bid voor ons, bid God, dat Hij vrede geve in onze dagen.

 

Maria is onze Koningin in het werk des vredes.

Zij houdt ons samen door den band van het gezag, haar door God over ons gegeven. Allen, wie wij ook zijn en hoeveel tegenstellingen ons scheiden, zijn vereenigd in de liefde tot Haar, die ons den verlosser gaf, gelijkelijk voor allen en die door haar Goddelijken Zoon allen één maakte.

Wij zien in de geschiedenis de hooge beteekenis van Maria’s zending om langs den weg van godsvrucht en liefde de wet Gods ingang te doen vinden in de harten der menschen.

Wij zien op naar Maria als de draagster van hetgeen de samenvatting mag heeten van al wat God heeft geopenbaard ter leiding van het volk en het den vrede verzekert.

Moge de liefde tot Maria weder samenbrengen wie door Haar uit het oog te verliezen niet meer zien naar de wet van den Koning des Vredes.

 

Titus Brandsma, O. Carm.
Nijmegen, Paschen 1935.

 


  1. Published in: R. K. Vredeskrant, Vol 1/1, May 1935.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022