Sterre der Zee – Maastricht

1912

Article

 

Onze Lieve Vrouwe ‘Sterre der Zee’ te Maastricht

[1]

Maastricht is één der steden, waar in het huidig Nederland het eerst het Katholiek geloof gepredikt werd en aangenomen. Maastricht toont ook bewaarheid, dat de uiting van ’t oprechte Roomsch geloof de vereering van Maria noodzakelijk omvat. Buiten de muren der stad verrees er reeds, zoo meldt de overlevering, in de eerste eeuwen een kapel ter eere van Maria, waar men haar begroette als de Sterre der Zee. Wij vatten dit op als een bewijs, dat het Katholiek Maastricht, bij den zwalktocht naar de haven der zaligheid het oog gevestigd wilde houden op Maria en het zich verliet op haar zekere leiding.

Als wij in een helderen nacht ons oog richten naar den donkerblauwen hemel en daar die duizenden sterren zien flonkeren en wenken, moet het ons opvallen, dat eenzelfde ster nu meer oost- dan meer westwaarts, nu eens hooger dan weer lager aan den hemel staat. Alle draaien langs cirkelvormige banen vóór en over ons heen. Slechts één is er, welke stil en rustig al die sterren, zelfs zon en maan, rondom zich heen ziet wentelen. Het is de Poolster. Een lijn, van de benedenzijde van den Gouden Wagen of Grooten Beer, ter lengte ongeveer van dit sterrenbeeld getrok- [74] ken langs de twee laatste sterren ervan, brengt ons op de plaats, waar de Poolster schittert. De kop van den Kleinen Beer wijst haar ten overvloede aan; zij is thans de eerste ster van dit beeld. De Poolster staat – althans volgens gewone waarneming – juist in het noorden en blijft daar, schitteren als een lichtpunt, dat niet van plaats veranderend ons in staat stelt, noord en zuid, oost en west te bepalen. Zij is bij uitstek de ster der zee, omdat zij steeds den schepelingen wijst, in welke richting zij zich bewegen. En schoon is haar toepassing op Maria. “Zie op naar de Sterre, roep Maria aan”, zoo schrijft de H. Bernardus, “als zij u leidt, staat de hemel voor u open”.

Dit begreep Maastricht. Hoog schitterde boven haar altijd die Sterre der Zee. Verdonkerde een enkele maal een wolk haar stralend licht, de wolk trok weer voorbij en thans, na zooveel eeuwen, schittert zij er nog in ouden luister, zendt zij nog haar weldoende stralen over de oude veste.

Tot de dertiende eeuw bleef het beeld buiten de stad in zijn oorspronkelijk heiligdom. ’t Was er als in de tent Gods, die stond ver buiten de hoofdstad der Joden en toch het middelpunt was van aller vereering en ontzag. Maar gelijk er jubel was in Jeruzalem, toen de Arke binnen zijn veste werd gebracht en David harpspeelde en meedanste in de rijen van het volk, zoo was er jubel in Maastricht en verheugde zich rijk en arm, toen omstreeks de helft der dertiende eeuw het beeld van Onze Lieve Vrouwe Sterre der Zee ter vereering werd uitgesteld in de kloosterkerk der pas gekomen Minderbroeders.

Zoo stoffelijk was echter de vereering niet, of men duldde, dat een nieuwe beeltenis op waardiger wijze de H. Moeder Gods voor oogen stelde. Maria toch had haar zegeningen verbonden aan de godsvrucht der geloovigen. In het begin der 14de eeuw werd het beeld gesneden, dat thans nog wordt vereerd. Het was een vernieuwing, geen verandering van het voorwerp der eeuwenoude Mariavereering te Maastricht.

Het beeld was dus binnen de muren. De stralen van de Sterre der Zee werden nu niet meer zoo ge- [75] makkelijk door wolken verduisterd. Maar toen, op het einde der 16de eeuw, de storm der hervorming opstak, verdween ook de luister van haar helder licht achter sombere nevelen van vervolging en verberging. Van de kerk der Minderbroeders bracht men het beeld naar den zolder van den braven Jan van Keulen, van dezen naar zijn vrienden, van hier naar het klooster op den Nieuwenhof. En nog werd het ontdekt. Gelijk de Ark des Verbonds viel in de hand der Philistijnen, zoo viel ook het beeld der Lieve Vrouwe in de macht der beeldenbrekers. Zij heffen reeds hun zwaarden, doch God, die de Philistijnen trof bij den roof van de Ark des Heeren, trof ook de onverlaten, die zich bezondigden aan het beeld zijner H. Moeder; zij stonden machteloos, hun arm verstijfde.

Voor alle zekerheid bracht men het beeld nu buiten de stad. Het werd verborgen in de woning van een weduwe Luckers en bleef daar, totdat, bij de herovering der stad door de Spanjaarden, de Minderbroeders terugkeerden en weer de trouwe wachters werden van Maria’s heiligdom. De godsvrucht bloeide op met nieuwen luister. Vooral op den tweeden Paaschdag kwamen duizenden zich stellen onder de leiding van de Sterre der Zee. ’t Was het feest, het groote feest der stad.

Maar helaas, de heldere nacht verdonkerde weer spoedig. Met Frederik Hendrik kwamen in 1632 nogmaals de hervormers in de stad. De Minderbroeders moesten vluchten en het genadebeeld deelde in het lot zijner wachters. Achtereenvolgens was het te Wijk, te Lichtenberg, te Visé, totdat het eindelijk in Tongeren kwam en daar een eereplaats ontving in de de kerk der Minderbroeders. Wat eenmaal de Verbondsark was voor Obededom’s huis dat was het beeld van Maria voor het oude Tongeren, een onderpand van zegen en bescherming. Maar des te vuriger verlangde Maastricht, zoodra de rust hersteld was, het heilig beeld weer in zijn midden te bezitten. En in 1675 vierde Maastricht weer den luisterrijken intocht van Maria binnen zijn grijze muren. Rijk en arm, jong en oud schaarde zich in den vreugde- [76] stoet, die het heiligdom terugbracht op de plaats zijner eerste vereering. Na korten tijd werd het opnieuw bij de Minderbroeders ten troon verheven.

Maar nog was de tijd van onrust niet voorbij. De Fransche omwenteling bracht opnieuw beroering in de stad. De kloosterlingen werden uitgewezen, de kerken geplunderd en slechts ternauwernood slaagde men erin, het beeld der Lieve Vrouwe te verbergen in de Sint-Nicolaaskerk. Het bleef er ruim 30 jaar. De godsvrucht verslapte in dien tijd, doch verdween toch niet geheel.

Toen in 1837 de oude Lieve-Vrouwekerk aan de Katholieken werd teruggegeven, ontvlamde opnieuw de oude godsvrucht. Het beeld werd in eere hersteld en overgebracht naar de kerk der parochie, waartoe het oorspronkelijk Maria-kapelletje behoorde. Het bleef er tot den dag van heden het voorwerp der godsvrucht van alle goede Maastrichtenaren.

Gekroond reeds door hun rozenkransen en bloemen ontvangt het thans in wijdschen luister een gouden kroon ter verzinnebeelding van de zuivere en standvastige liefde van Maastricht, neen, van heel Nederland, tot de H. Moeder Gods.

Want boven ons geheele vaderland moet Zij schitteren als de Sterre der Zee! Zij moet ons ten Hemel leiden.

God zegent het land, dat Zijne Moeder vereert.

P. Dr. Titus Brandsma. Ord. Carm.

Oss.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. I, August 1912, p. 73-76.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2018