Van Mgr. Hamer. Vier merkwaardige Documenten

1939

Article

 

 

Van Mgr. Hamer. Vier merkwaardige Documenten

[1]

Niet enkel in den ouden tijd en in de middeleeuwen stonden er bloemen op onzen vaderlandschen grond, maar ook in den nieuweren tijd bloeien zij in niet minder bekoorlijke pracht. Al zal deze rubriek zich in hoofdzaak richten naar den ouden tijd, zoo nu en dan willen we toch ook een bloempje trachten te plukken uit later eeuwen. Deze week werden we verrast door een nieuwe uitgave over den grooten Nijmegenaar Mgr. Hamer. Hij verdient, dat hem een uitvoerige levensschets wordt gewijd en dat zijn leven en heldenmoed in wijden kring bekend zijn. Dit mooie rijke leven mag niet aan de vergetelheid worden prijsgegeven.

Bij het doorbladeren van dit boek, dat ik hier niet bespreken wil, omdat ik nog niet de gelegenheid vond, het te lezen, viel mij op, dat vrij snel wordt heengegleden over een zeer gewichtig oogenblik uit het leven van den grooten missionaris, n.l. zijn overgang naar de Congregatie van Scheut. Omdat ik uit dien tijd nog een paar zeer merkwaardige documenten bezit, welke nooit werden uitgegeven, leek mij het verschijnen van een leven van Mgr. Hamer een welkome gelegenheid, ook deze documenten te publiceeren ter aanvulling.

Ferdinand Hubert Hamer was, hoewel geboren en getogen in het Bisdom van ’s-Hertogenbosch, student van het Groot-Seminarie Rijsenburg.

Mgr. J. Zwijsen, destijds Aartsbisschop van Utrecht en tegelijk Administrator Apostolicus van het Bisdom Den Bosch, stelde veel belang in den jongen Hamer en had hem met vreugde toegelaten op het Groot-Seminarie van het Aartsbisdom. In het Zuiden was het aantal roepingen grooter dan in het Noorden, zoodat hij meer dan één jongen priester van het Zuiden in het Aartsbisdom opnam om daar voor hun leven werkzaam te zijn. Mgr. zou heel gaarne hebben gezien, dat de Eerw. Heer Hamer er zijn geheele leven had gewerkt.

Uit het jaar 1863 gedagteekend 20 Mei en gegeven in Huize Gerra te Haaren, de gewone residentie van den Aartsbisschop, is een officieel schrijven bewaard, waarin de Aartsbisschop den jongen Hamer in zijn Aartsbisdom opneemt.

Hij schrijft: “Nu Uwerzijds aan Ons gevraagd is, Ons te gewaardigen, U uit het Bisdom van ’s-Hertogenbosch te ontslaan en U uit het verband daarvan los te maken, opdat gij in het Aartsbisdom Utrecht zoudt kunnen worden opgenomen, willigen Wij gaarne uw verzoek in en maken Wij U los uit het verband met het Bisdom van ’s-Hertogenbosch, ontslaan U met onzen Zegen en ontbinden Wij den band, die U uit hoofde van Uw geboorte en onderhoorigheid aan den Bisschop van het Diocees van ’s-Hertogenbosch met dezen verbindt en gebonden houdt, en nemen Wij U op in het verband van Utrecht en maken Wij U onderdaan van genoemd Aartsbisdom.”

Niet lang zou de jonge Hamer priester van het Aartsbisdom zijn. Nauwelijks priester gewijd, voelde hij zich geroepen als missionaris te gaan werken, en zijn oog viel op de toen nog jonge, maar zoo heerlijk opbloeiende Congregatie, onder leiding van Superior Verbiest te Brussel. China was in die dagen het land van de meest hoopvolle perspectieven op missiegebied. De nieuwe Congregatie was ook op China gericht en werd ook dikwijls eenvoudig de Congregatie voor de Missiën in China genoemd, al was haar eigenlijke instelling breeder.

Als student van het Groot-Seminarie Rijsenburg te Driebergen was voor hem de President van dit Seminarie Mgr. F.P. van de Burgt, de aangewezen bemiddelaar. Deze sprak den Aartsbisschop over de plannen van den jongen Hamer, nog pas een jaar onder de geestelijkheid van het Aartsbisdom opgenomen.

Mgr. Zwijsen wilde de edelmoedigheid van den jongen priester niet in den weg staan en voegde zijn offer bij dat van Hamer. In naam van den Aartsbisschop schreef President van de Burgt d.d. 19 September 1864 van uit Uden:

Mijnheer Hamer, ik ben langer op reis geweest, dan ik voorzien had; vandaar de vertraging in mijn berigt. Overigens kan ik U een geheel voldoende antwoord geven. Z. D. H. Mgr. de Aartsbisschop heeft mij gezegd, UEw. in zijn naam te schrijven, dat, zoo U later terugkomt met een goed testimonium van Uw Ordinarius, en U niet door vota is gebonden (want U wordt lid eener Congregatie) U in het Aartsbisdom Utrecht zal geplaatst worden. U kan als verzekering daarvan dezen brief bewaren. Z. D. Hoogwaardigheid heeft mij ook een Celebret voor U gegeven, wat U te pas kan komen op Uwe reis naar België enz. Vandaag of morgen zal ik naar Brussel schrijven. Ik wensch UEw. het beste succes en den overvloedigsten zegen van den goeden God over Uwe onderneming. Mijn vriendelijke groeten s.v.p. aan Uw Vader en Moeder. Vaarwel. UEw. toegenegen dienaar F. P. van de Burgt.

Het schijnt, dat de heer Hamer toch nog eenige moeilijkheden had, een officiëel schrijven van den Aartsbisschop zelf meende noodig te hebben, om, wanneer hij niet in de Congregatie kon blijven, zeker te zijn, weder in het Aartsbisdom aangenomen te worden. Ook vroeg hij zich af, of hij den Aartsbisschop niet persoonlijk moest komen bedanken. President van de Burgt antwoordde hem op beide vragen: 8 October 1864 schreef hij vanuit Driebergen: Eerw. Heer Hamer, met veel genoegen wil ik Uwe vragen beantwoorden. Naar mijn oordeel is het niet noodig, dat UEw. een bezoek gaat afleggen bij Zijne Doorl. Hoogwhd. Mgr. den Aartsbisschop. Noodig echter is het, dat U Monseigneur kennis geeft van uwe aanneming in de Congregatie voor de Chineesche Missie te Brussel en dat U Zijne Doorl. Hoogwhd. bedankt voor de gunst bij eventueele terugkeer U toegestaan op de wijze door mij U gemeld. Doe dat maar per brief, op te zenden naar Tilburg. Wat de bewuste geruststelling betreft, ik meen U reeds geschreven te hebben, dat ik in naam van Monseigneur den Aartsbisschop U die beschikking mededeelde. Monseigneur zeide, dat mijn brief voldoende was; een ander stuk zal U derhalve niet gezonden worden. U kan gerust en zeker wezen. Voor de afzending van uw goed heb ik volgens Uwe aanwijzing zorg gedragen. Ik verheug mij, dat alles zoo wel in België is afgeloopen; ik wensch U geluk met de verkregen jurisdictie; Gods beste zegen ruste op al uwe ondernemingen; vergeet het Seminarie niet in uwe gebeden; disponeer over mij zoo dikwijls u mijn hulp kan nuttig wezen. Vaarwel! Mijne groeten aan uwe ouders; mijn respect aan den Superior Verbiest. UEw. toegen. dienaar F.P. van de Burgt, Semin. praeses – Den Eerw. Heer Hamer, Nijmegen.

Zoodra de Eerw. Heer Hamer dezen laatsten brief ontvangen had, schreef hij den Aartsbisschop. Van dit briefje bewaarde hij met de drie boven aangehaalde brieven een eigenhandig afschrift, dat ik met deze drie brieven mag bewaren. Het is een brief, waarin wel hooge eerbied voor den Bisschop spreekt en hij heel sterk is in zijn uitdrukkingen van eerbied en erkentelijkheid. Het is zeker voor een man als Mgr. Hamer een merkwaardig schrijven:

Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid Mgr. J. Zwijsen, Aartsbisschop van Utrecht, Apostolisch Administrator van ’s Hertogenbosch etc. etc. Monseigneur! Met de innigste gevoelens van diepen eerbied en dankbaarheid bezield, waag ik het mij met den diepsten ootmoed voor uwen Aartsbisschoppelijken zetel te vertoonen, om U Doorl. Hoogwaardigst Heer, kennis te geven, dat ik, uw onwaardige dienaar, aangenomen ben in de Congregatie voor de Missiën van China te Brussel. Tevens neem ik nederig de vrijmoedigheid Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid mijnen opregsten dank te betuigen voor de groote gunst, mij, uw onwaardigen dienaar toegestaan om bij eventueelen terugkeer weder op het Aartsdiocees te worden aangenomen. Mij vleijende met de hoop, dat Gij, Doorluchtigst en Hoogwaardigst Heer, mijne vrijmoedigheid niet ten kwaden zult duiden en eerbiedig verzoekende om uwen Aartsbisschoppelijken zegen over mijn voornemen uit te storten, blijf ik met de nederigste gevoelens van eerbied bezield Uwer Doorl. Hoogwaardigheid ootmoedigste dienaar F.H. Hamer, Pr. – Nijmegen, 10 Oct. ’64.

T. B.

 


  1. Published in: ‘‘De Gelderlander’’, 4 February 1939, p. 13. (‘Van Ons Geestelijk Erf’).

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022