Veertig-urengebed

1938

Encyclopedic entry

 

Veertig-urengebed

[1]

Veertig-urengebed, godvruchtig gebruik, gedurende 40 achtereenvolgende uren openlijke aanbidding te houden van het Allerheiligste, in monstrans uitgesteld. Het ontstond in Italië in de 16e eeuw en verspreidde zich langzaam, totdat in 1705 paus Clemens XI het bijzonder bevorderde en het te Rome in alle kerken deed houden. Vandaar ook “Clemen- [240] tijnsch gebed” genoemd. De 40 uren zijn ontleend aan het aantal uren, door Christus in het graf doorgebracht. In vele kerken, waar openbare aanbidding gedurende 40 achtereenvolgende uren niet goed mogelijk is, wordt deze aanbidding door twee nachten onderbroken en over drie dagen verdeeld. Pius X stelde dezen vorm geheel gelijk met den oorspronkelijken. In verschillende kerken worden te dezer gelegenheid plechtige morgen- en avondoefeningen en bijzondere predikatiën gehouden. De deelname der geloovigen aan het v. is vooral in Noord-Nederland buitengewoon groot. In vele parochiën zijn deze drie dagen de hoogtij-dagen der parochie, waarop zoo goed als allen te biecht en te communie gaan. In sommige grootere bisdommen bestaat het gebruik, het v. in de onderscheiden parochies zoo te regelen, dat steeds in een der kerken v. is. In andere bisdommen heeft men te dien einde een afzonderlijke toewijzing van aanbiddingsdagen en -nachten.

Brandsma.

 


  1. Published in: De Katholieke Encyclopaedie, Vol. XXIII., c. 239-240. The NCI preserves the typescript.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2021