Vonk der Ziel

1938

Encyclopedic entry

 

Vonk der Ziel

[1]


Vonk der ziel. God houdt als Schepper den mensch al den tijd van zijn bestaan in stand. Hij, Die aldus in den mensch werkzaam is, wiens werken en wezen één is, woont aldus in den mensch als de diepste grond van zijn bestaan. De mensch als kennend wezen kan dezen grond van zijn bestaan in zichzelven kennen. Hij moet zich zijn wortelen in God, zijn voortkomen van God[2] en Gods inwoning bewust zijn, en in dit licht moet hij wandelen, deze kennis moet hem in vuur ontsteken om met God, en met God als einddoel voor oogen, door het leven te gaan. De ordening van den mensch daartoe, deze diepste grond van het zedelijk leven, waardoor aan den mensch den kennis van de eerste beginselen van het zedelijk leven wordt gegeven, dit contact met de Godheid in het diepst van zijn wezen, wordt de ‘scintilla animae’, of v.d.z. genoemd, waarbij soms de nadruk wordt gelegd op het goddelijke in den menschelijken oorsprong, soms op de eerste kennis van de beginselen van het zedelijk leven. In den laatsten zin noemt men de vonk der ziel ook ‘synderesis’, synoniem met de zekere kennis van de allereerste beginselen der waarheid.

Brandsma.

 


  1. Published in: De Katholieke Encyclopaedie, Vol. XXIII., c. 639. The NCI preserves the typescript.
  2. In the typescript: ‘uit God’.


© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2019