Missieliefde in Friesland

Dutch translation of Missy-ljeafde yn Fryslân

by Jan K.H. van der Meer

 

Missieliefde in Friesland

[1]

Op de Missietentoonstellingen en andere gelegenheden waarop het Roomse leven naar voren komt, zo bij de Katholiekendag in Nijmegen, ziet men als een openbaring van de Roomse kracht de getallen van de Paters, Broeders en Zusters die het Vaderland verlaten hebben om het Rijk van Christus uit de breiden over andere landen, steeds groter te maken, zodat het uiteindelijk een rijk mag wezen, een schapenweide met een herder.

Wij zien dan dat uit ons kleine Nederland meer dan duizend Paters, meer dan duizend Zusters en een vijfhonderd[2] Broeders hun leven voor de Missie opofferen, Missionaris zijn.

Nog niet zo heel lang geleden heeft de ijverige Hoofdredacteur van Ons Noorden eens belicht wat deze cijfers zeggen, dat in die cijfers meer ligt dan de duizenden guldens die wij elk jaar aan de Missie geven, dat in die cijfers het bewijs ligt dat Nederland zijn hart aan de Missie heeft gegeven, niet alleen zijn geld maar zijn zonen [en] dochters, zijn bloed daarvoor geeft. Aan geen teken kan men beter de toestand van het Roomse leven, zijn bloei of achteruitgang zien dan aan de roepingen tot de hoogste uitingen van de Roomse geest van offer en liefde. Er is een spreekwoord dat zegt dat het volk is als zijn priesters, maar in die woorden ligt ook dat elk volk in zijn priesters zijn eigen leven toont, dat, om te weten hoe het volk in zijn godsdienstige gevoelens is, men maar hoeft te vragen wat voor priesters uit dat volk voortkomen, wat voor roepingen men daar ziet, hoe men daar die roepingen steunt.

Zeker, men kan in deze toepassingen ook te ver gaan. Men moet nimmer vergeten dat de roeping een stem is van Onze Lieve Heer en dat de Geest Gods zijn stem laat horen waar hij wil.

Zeker, wij kunnen op [de] heide in bewondering staan voor het mooie heidekruid, prachtig kan het uitzicht zijn op pas ontgonnen grond waar honderden lupinen hun gele kopjes omhoogsteken, maar zoekt daar geen rozen, geen bloemen van cultuur; zo zoeken en vinden wij geen roepingen tot hoger zaken bij een volk dat geen diepe godsdienstige overtuiging heeft.

Bij de pasbekeerde stammen van de heidenen kan men Christenen vinden, die ons door hun geloof en liefde voor Onze Lieve Heer beschamen. Wij kunnen onder hen martelaars vinden bij Gods genade; over het algemeen moet men, ziet men en is het regel voor de missionarissen dat men van het eerste geslacht nog geen priesters te verwachten heeft omdat de Roomse zin nog niet diep genoeg in het volk leeft. Friesland tijdens Willibrords [missie[3]].

Maar als dat dan zo is en wij als Nederlanders fier mogen zijn op het grote getal roepingen tot priester, broeder en zuster, wat mogen wij Friezen dan niet trots zijn, niet om ons daarom te verhovaardigen, nee, want wat wij zijn, zijn wij door de genade van boven; maar wij mogen toch het oog eens laten vallen op de grote genade die Onze Lieve Heer ons gaf om er dankbaar voor te zijn en ons best te doen ook in de toekomst aan die genade te beantwoorden.

Nederland telt een goede twee miljoen Katholieken, Friesland een-honderdste daarvan, zo’n 25.000. Nederland heeft duizend priester-missionarissen, duizend zuster-missionarissen, achthonderd[4] broeders. Friesland zou, om gelijk te blijven met de andere streken van het land ook een stuk of tien priester-missionarissen, ook een stuk of tien zusters en vijf broeders in de missie moeten hebben.

Wanneer ik het Programmaboek van de Frimidale[5] erop nasla, zie ik daar twaalf priester-missionarissen genoemd. Een afbeelding daarbij van drie Franciscaanse Friese Missionarissen, al meteen het bewijs dat de lijst verre van volledig mag heten. Twaalf Friese priester-missionarissen, als dat zo was, dan had men Friesland niets te verwijten, dan had het meer dan zijn aandeel naar evenredigheid van zijn aantal Roomsen. Maar het lijkt er niet naar. In plaats van twaalf zijn er wel vijfentwintig.

Ik begin met een orde die alleen al acht Friese missionarissen telt, vier in Brazilië en vier in China, de orde die naar het voorbeeld van zijn heilige Stichter steeds het Missiewerk als een zeer voornaam deel van zijn roeping beschouwde: de orde van de Franciscanen. In een Brazilië zijn Bertholdus Wartna, Serafinus Lunter, Serenus Teernstra uit Bolsward en Gualbertus Schoonhof uit Harlingen. Naar China zijn getrokken Columbanus Postma uit Bolsward, Gabriel Kuipers uit Burgwerd en Theodorus Zeinstra uit Peins; naar een andere missie in China Pater Eugenius Lunter uit Bolsward.

Zij konden alleen het lijstje van tien vol maken als de dood hun in 1909 niet Pater Marinus van der Klei uit Bolsward, in 1910 Pater Theodorus Riepstra uit Franeker, beiden missionarissen in China, had weggenomen.

Een orde van Sint Franciscus zijn ook de Kapucijnen. Van de enkele Friese Paters die zij hebben was Pater Eleutherius Holstra uit Steggerda van 1912 – 1914 te Tandjung Sakti op Sumatra en alleen de ziekte Indische spruw heeft hem genoodzaakt terug te komen.

Na de Paters Franciscanen en Kapucijnen mag ik hier wel de Sint Jozefcongregatie van Mil-Hill noemen, in Friesland meer bekend als de Congregatie van Mgr. Aelen of van Roosendaal; onder hen mag wel de eerste plaats gegeven worden aan father Ignatius Brouwer uit (Mirns bij) Bakhuizen die in de missie van Mgr. Aelen in Madras nog steeds, hoewel 72 jaar oud, zijn krachten aan de Missie geeft. Dan komt er iemand die zelfs tot de hoge waardigheid van Apostolisch Prefect van de Missie in Kashmir in Brits-Indië werd gekozen, Mgr. Dominicus Wagenaar uit Woudsend, op dit ogenblik Directeur van het Missiehuis op Vrijland bij Arnhem. Na deze twee komen er nog eens drie die met zijn drieën in 1899 naar de Boven-Nijl in Afrika trokken: father Lambertus van der Kallen uit Leeuwarden, na dertien jaar Missiewerk door ziekte gedwongen naar Europa terug te gaan en nu in Engeland, Father Herman Drontman, ook uit Leeuwarden, die daar tot verleden jaar arbeidde en nu vanwege ziekte een mildere streek zocht en vond in Zuid-Afrika waar hij nu nog heen gaat[6]; tot slot onze hooggeachte neef Father Gorgonius Brandsma uit Sneek, later in Bolsward, die op dit ogenblik na vijftien jaar in Oeganda te zijn geweest Overste is van de Missie in Congo.

De zesde van deze Congregatie is Father Gerard Bouma uit Joure, eerst Missionaris in Oeganda, later in Brits Oost-Afrika, nu in Aloër. Elke dag heeft deze ‘prachtmissionaris’, zoals ik hem hoorde noemen, vijfhonderd heidenen in zijn catechismus.

Van de Paters Dominicanen zijn drie Friezen in de Missie: Pater Joseph v.d. Veer, al dertig jaar op Curaçao, Pater Angelus ten Brink onder de melaatsen van Trinidad, beiden uit Leeuwarden en Pater Henricus Smit uit Dokkum die jaren in Porto Rico was en nu in Californië is.

Van de Witte Paters zijn in Friesland wel bekend de beide broers Henri en Balthasar Drost uit Harlingen, de eerste in Kigoma in Oost-Afrika, de tweede in Oeganda.

Onze eigen orde, die van de Karmelieten, heeft ook nog twee Friese Paters in de Missie van Brazilië: Cornelis Lambooij uit Leeuwarden, die acht jaar in de binnenlanden, op de Boliviaanse grenzen, op dit ogenblik aan de kust van Brazilië werkzaam is, en Pater Mattheus Ketelaar uit Wytgaard in Rio de Janeiro, terwijl enkele jaren geleden Pater Leo Kuipers uit Workum, ook Missionaris in Brazilië, tijdens een korte vakantie in Nijmegen plotseling stierf.

Als Redemptorist is als Missionaris werkzaam Pater Jacobus de Boer uit Huizum bij Leeuwarden die onder de Roethenen van Polen arbeidt.

In de Congregatie van de H. Geest was de eerste Hollandse Missionaris de Fries N. Walta die op dit ogenblik in Katanga is in Belgisch Congo. Hoewel niet in Friesland geboren is hij, evenals zijn Confrater Pater Teernstra in het Missiehuis te Weert, zoals hun namen zeggen, van de oude Friese stam, spreken Fries en zijn als ik mij niet vergis ook lid van onze Bond[7].

Tot de eigenlijke Friese Missionarissen wil ik hen niet rekenen, maar hen overslaan mocht ik ook niet. Pater Taeke de Vries uit St. Nicolaasga professor.

Bij de Paters van Steyl wordt de eer van Friesland hooggehouden door Pater Johan Bouma uit Heerenveen (?) die jaren Missionaris en Overste in Larantocha op ’t eiland Flores was en nu Directeur is van het Missiehuis in Uden.

Uit het Missiehuis van Tilburg van de Missionarissen van het H. Hart is Pater Tjerk v.d. Meer uit Irnsum werkzaam op het eiland Mindanao, een van de Filipijnse eilanden, terwijl Pater Molenaar uit Sneek te Sittard nog steeds zit te wachten om naar de Missie gestuurd te worden.

In dezelfde conditie als Pater Molenaar verkeren twee Paters Lazaristen in het Missiehuis te Zundert: Pater Richardus Zeinstra uit Harlingen en Pater Paul Muiser uit Leeuwarden.

Van de priesters van het H. Hart moet nog genoemd worden Pater Kuipers uit Greonterp die sinds 1915 in de Zweedse Missie in de stad Gotenburg arbeidt.

Ga ik het lijstje na dan zie ik dat onder de genoemden 23 Paters Missionarissen nog actief Missionaris zijn, in het buitenland werkzaam, terwijl zes wel Missionaris zijn maar door omstandigheden in het vaderland worden vastgehouden; van deze zes zijn twee al jarenlang in de Missie geweest zodat men die toch wel tot de werkelijke Missionarissen rekenen mag. Hierbij kom ik dus op 25 voor Friesland alleen. Ik zou hier nog kunnen bijrekenen priesters als Ate Gerritsma die om zijn priesterlijke roeping te volgen naar Canada, later naar Californië ging en daar nog altijd in Los Angeles in de zielzorg arbeidt. Zulke zijn er allicht nog meer.

Zonder naar ons toe te halen mogen wij dus vrijuit zeggen dat Friesland, het kleine Roomse Friesland, een Missionaris op de duizend Roomsen heeft, dat betekent dat een op de tweehonderd huisgezinnen een priester-missionaris heeft. [8] Broeders kan ik maar twee noemen: Broeder Wiro Rijpkema van de Congregatie van de H. Geest in de Missie van Katanga in Afrika en Broeder Sebastiaan (Sybren) van der Meer uit Leeuwarden (Irnsum?) van het Missiehuis van Tilburg, werkzaam op de Kei-eilanden.

Dat aantal zou men groter kunnen wensen, maar het is misschien ook wel groter. En als het niet groter is dan zou ik daarbij willen zeggen dat zulks komt door de omstandigheden dat er in meer dan een Congregatie nog Friese Broeders wachten op verlof van hun Oversten om meteen naar de wilden te gaan. Ik wil hier geen namen noemen, het zou indiscreet zijn, maar de bewijzen heb ik hier bij mij.

En de Zusters! Bij de Zusters Ursulinen in Halfweg zijn twee Friese Zusters. Beiden gingen naar de Missie in ons Oosten, Soeur Marie Johanna (Veronica de Vries) uit Sneek, nu in Meester Cornelis en Soeur Marie Regina (Suzanna de Jong) uit Hemelum, nu te Weltevreden.[9]

Van de Witte Zusters leeft nog altijd de gedachtenis aan de drie zusters uit een huishouden, Griet, Veronica en Johanna Hettinga uit Dongjum. De eerste, Soeur Francisca, stierf al in 1898 te Attaf in Noord-Afrika. Johanna nam haar naam over, maar ging nog verder Afrika in naar Congo waar zij in 1909 ook viel, te Kasongo. Veronica heeft Onze Lieve Heer nog aan de familie gelaten. Soeur Tarcisius was lang Overste te Beni-Ismael in Kabylië in Noord-Afrika, maar is op dit ogenblik in Duitsland te Karlstal. Een derde Zuster Francisca uit dezelfde familie, een nicht van de twee eerste, was Griet Popma uit Burgwerd. Zij is Overste te Monyaga in Midden-Afrika. De familie Drost uit Harlingen gaf een vijfde Witte Zuster in Cecile, Soeur Ignace, sinds jaren in Congo.

De Missiezusters van Steyl hebben een zuster Zr. Xaveriana (Cath. v.d. Sluis) uit Harlingen op de kleine Soenda-eilanden, een van de zes die daar de Missie begonnen. Vijf maken zich in Steyl voor het Missiewerk klaar en wachten op de eerste gelegenheid om daarheen te gaan. Zr. Libertina (Cecilia Jorna) uit Wytgaard, Zr. Bonefacia (Juliana Fluitman) uit St. Nicolaasga en Zr. Mengolda (Margaretha v.d. Zweep) uit Wytgaard. Van Steyl nog: Zuster Therèse (Regina de Both) Leeuwarden, Zuster Richtrudis (Jorritsma) Leeuwarden.

Bij de Zusters van het H. Bloed is Moeder Willibrorda (Siebrigje Brandsma uit Bolsward) door haar benoeming in de hoofdraad van de Congregatie de eerste jaren nog verhinderd naar de Missielanden in Afrika te gaan.

We staan hier op het getal vijftien, van wie negen al in het buitenland zijn, de zes anderen nog wachten.

De Franciscanessen van Roosendaal hebben een Zuster in de Missie, Zuster Maria Benedictine (Johanna Maria Zeinstra) uit Harlingen.

De Franciscanessen Missionarissen van Maria tellen onder haar leden twee Zusters uit Bolsward, Zuster Damiana (Rosa Lunter) die lang in Bethlehem was, nu Provinciaal Overste is in Spanje en Zuster Theodosa (v.d. Zee?) die op dit ogenblik in Antwerpen is.

Heythuysen, Zr. Clara (Trijntje v.d. Meer) uit Irnsum drie in de Missie, twee broers en een zuster, Djokjakarta Java.

Akke Jorna, Bolsward,

Antje Jorna, Bolsward,

Indië, Ursulinen? (Venray)

Kunnen wij al meer dan tevreden zijn over het aantal dat van Paters, Broeders en Zusters op dit ogenblik uit Friesland in de Missie is – een vijftig – ook in de toekomst zal die eer van Friesland wel gehandhaafd blijven. Ik kan hier niet te veel bijzonderheden meedelen. Op roepingen loopt men niet graag vooruit, maar sommigen zijn al zo vast dat men erop mag rekenen. Op mijn vragen aan de verschillende Missiejuvenaten en postulaten hoorde ik zoveel bemoedigends dat ik er zeker van ben dat er nog lang vijftig Missionarissen zullen zijn, mogelijk, vrijwel zeker, binnen enkele jaren nog heel wat meer. [wel zestig-zeventig]

Het zou een zegen zijn voor de Missie, het zou ook een zegen zijn voor Friesland, want die roepingen zijn het bewijs dat de Roomse offervaardigheid en liefde nog bij ons Friezen leeft.

Ik herhaal: het zou een zegen zijn voor de Missie. Friezen, begrijp dat in jullie eigen belang en in het belang voor de prachtige zaak.

De Missiehuizen zien ons zo graag de stap naar hun deur zetten. Geef ons Friezen, zouden ze willen roepen. Wij hebben nog niet Friezen genoeg. “Wij hopen op uwe medewerking te mogen rekenen waar de gelegenheid zich voordoet in Friesland roepingen voor onze Congregatie te winnen”, schreven de Zusters van Uden. “Wij verlangen er zoo naar om meer hulp te krijgen bij ons werk. Wij hopen, Eerwaarde Pater, dat U ook de Witte Zusters wat meer zult doen kennen.” “Wij hebben een halfjaarlijksche Kroniek van onze Missie. Dat kleine boekje is bijna niet bekend in Friesland. Wat zouden wij U dankbaar zijn, zoo U dat wat meer bekend kondt maken.” (Witte Zusters Esch) “In ons noviciaat hebben wij momenteel geen leden uit Friesland. Heel aangenaam zou het ons zijn, Eerwaarde Pater, als U onze Missie, wier doel vooral het onderwijs der jeugd in Nederlandsch Indië is, wilde aanbevelen.” Pater Raymakers schr[ijft]: “Wij hebben jammer genoeg niet één Fries in de Congregatie. Kunt U ons niet een handje of woordje helpen.” – Broeder Silvester van Huijbergen schrijft: “Onze Congregatie is helaas maar stiefmoederlijk met Friezen bedeeld. Mogen weldra vele flinke Friesche jongens tot onze Congregatie toetreden.” Soeur Egberta uit Roosendaal schrijft p/o de Algemene Overste: “Het zou ons een uiterst groot genoegen zijn als wij U eene lange lijst Friezinnetjes konden opgeven die in onze Missiën arbeiden. Wat zouden wij U dankbaar zijn, Eerwaarde Pater, als U er ons eenigen kon bezorgen.”

Ik zou zulke aanhalingen uit de brieven die ik kreeg nog genoeg meer kunnen geven maar ik mag niet te lang praten omdat er nog meer punten zijn waarover ik een enkel woordje zeggen moet.

Al heb ik Friesland laten zien het hoogste en kostbaarste gevend wat het geven kan en volgt er voldoende uit dat het mindere dan niet vergeten kan worden, toch wil ik nog even enkele cijfers brengen die ook heel wat zeggen.

Voor het Genootschap tot Voortplanting van het Geloof is in Friesland in het jaar van Pasen 1920 tot Pasen 1921 zo ongeveer zes-en-een-half duizend gulden bijeen gebracht.

Leeuwarden Bonifacius 560,–
” [Leeuwarden] Dominicus 30,–
Harlingen 335,–
Dronrijp 115,–
Dokkum 65,–
Franeker 1,50
Irnsum 130,–
Oosterwierum 125,–
Warga 245,–
Wytgaard 270,–
Nes Ameland 170,–
Dekenaat Leeuwarden 2.050,–
Sneek 695,–
Blauwhuis 280,–
Roodhuis 300,–
Bolsward Sint Martinus 10,–
” [Bolsward] Sint Franciscus 5,–
Witmarsum 75,–
Workum 85,–
Woudsend 115,–
Sint Nicolaasga 370,–
Heeg 145,–
Bakhuizen 295,–
Balk 220,–
Lemmer 210,–
[?? 155,– [10]]

Dat is in deze twee Dekenaten meer dan tweehonderd gulden per parochie. De vier reguliere parochies zullen zeker voor dat gemiddelde niet onder doen waar die de Missies van Dominicanen en Franciscanen ondersteunen. Dat brengt de som meteen al achthonderd gulden hoger.

Dan komt het Dekenaat Heerenveen

Heerenveen 65,–
Frederiksoord 50,–
Kuinre 70,– [11]
Steggerda 190,–
Wateren 35,–
Wolvega 200,–
610

Dat is meer dan een gulden per huisgezin voor deze broederschap. [??[12] Elke parochie betaalt haar evenredig deel.

In de Inleiding op het programmaboekje van de Frimidale schreef Deken Vaas dat, als de belangstelling in het Missiewerk gegroeid is tot dusdanige werkdadige liefde, dat dan het Friese volk laat zien dat er op Friese grond waardige kinderen van Willibrord en Bonifacius leven. Ik meen hier met veel recht te mogen zeggen: ’t Friese volk heeft meer gedaan dan belangstelling laten zien, het heeft gegeven het beste wat het heeft en wat het had, zijn leven en zijn bloed, het trotse bewijs van zijn liefde. Friesland is waardig dat Willibrord en Bonifacius het eens het Roomse Geloof leerden. Het heeft het licht niet onder de korenmaat gezet maar het brengt het in alle werelddelen.

Maar Friesland doet nog meer. Frisia non cantat. Friesland verkondigt het niet van de daken, Friesland gaat bescheiden zijn gang. Friesland is stil maar oprecht, het geeft zijn kinderen aan Onze Lieve Heer die naar het hart kijkt. Maar als Friesland dat offer brengt, dan brengt het meer, dan draagt het heilige Missen op, stelt zich ook op om door eigen vereniging met Onze Lieve Heer Hem onder de mensen te brengen, Friesland bidt voor de missies. Ik kan het niet bewijzen, maar ik weet het. Jullie weten het allemaal. Friesland bidt voor de missies.

Wie een zoon, een broer of zus aan Onze Lieve Heer gaven voor het Missiewerk, die vragen Hem ook om zijn zegen. Die voelt zich een met het Missiewerk, die kijkt uit naar zijn bloei, leeft mee met zijn leed, ondersteunt waar hij kan.

Men moet de geldelijke ondersteuning niet alleen afmeten naar de bijdragen voor de algemene Missiegenootschappen. Juist waar Friesland zoveel eigen missionarissen heeft, geeft men het liever rechtstreeks dan langs de grote omweg. Men weet dat men het in de Missie van zijn naasten hard nodig heeft en loopt niet verder.

Friesland ontkomt niet aan de algemene wet dat, waar veel Missionarissen zijn, men mag rekenen dat een groot deel van de giften naar de particuliere Missie-actie gaat. Men kan dan ook onmogelijk zeggen wat Friesland jaarlijks aan de Missie schenkt. De zes- of zevenduizend gulden van de Voortplanting zijn er zeker maar een heel kleine deel van.

In 120 parochies van het Aartsbisdom bestaan afdelingen van het Liefdewerk van de H. Petrus, zeven in Friesland: Bakhuizen, Harlingen, Leeuwarden (beide parochies), Makkum, Woudsend en Sneek. In Franeker is een beurs gesticht van 2500 gulden. Een andere Fries stichtte een beurs bij de Missionarissen van de H. Geest.

En wat leest men in Friesland over de Missies.

Ik wil niet met lange lijsten van cijfers komen, maar zeg toch vrijuit: van enkele Missieboekjes gaat het bij tientallen, van de meeste gaan elke maand honderd, nee honderden naar Friesland. 175 exemplaren van het boekje van de H. Kindsheid houden bij de kinderen de liefde voor de Missie levend. Een Missie-almanak van Steyl, van Tilburg en een ander Missiehuis, vindt men daar bijna in alle huisgezinnen.

De Missiescheurkalender is hier ook bij honderden opgehangen. En dat die wat oplevert schreef mij een van de Missiehuizen die uit Steggerda een flinke gift kreeg toen op de Missiescheurkalender hun Missie aan de beurt kwam met een stuk of wat plaatjes.

In de verschillende Annalen die de giften meedelen die zij elke maand krijgen, zie ik meer dan eens Friese namen, Friese steden. Grote giften staan naast kleine. Naast giften van honderd gulden van een rijke parochiaan van Franeker voor de arme Zusters van het Heilig Bloed, één gulden van een dienstmeid voor hetzelfde doel.

Dan ziet men weer de opbrengst van Missiebusjes, opgehangen in huis, in een winkel, dezer dagen zag ik in de Annalen van Tilburg negen gulden uit een busje van de Werkliedenvereniging te Harlingen.

En zo komt van alle kanten ieder zijn ondersteuning brengen aan een Congregatie die betrekkelijk nog niet zoveel in Friesland bekend [is ?? [13]] Missie. Nog een enkel voorbeeld, wat men in Friesland doet, wat men daar doen kan. Een kleine parochie van nog geen duizend communicanten, worden van een Missie-almanak 160 exemplaren verkocht. Al tien jaar worden door die parochie de kosten betaald van de opleiding van twee priester-missionarissen. Bij de uitgave van een van de laatste missiebrochures verkocht men daar van die brochure vierhonderd voor de vastgestelde prijs van een kwartje en kreeg bij die gelegenheid nog honderd rijksdaalders aan giften. En ik zou niet graag zeggen dat die parochie nu een loffelijke uitzondering maakt. Zij is te prijzen, maar er zijn zo meerdere.

En hoeveel zelatrices heeft het Missiewerk in Friesland niet. Het is waar, zij zijn niet allemaal wat hun naam zegt. Een Congregatie schreef mij: “Wij hebben in Leeuwarden verschillende zelatricen, maar zij werken heel weinig. Er wordt ons maar al te dikwijls gezegd, och er zijn zoveel annalen enz. van de Missie.” Ik weet niet of die uitlating, ze mag voor die betreffende Congregatie minder plezierig en aardig zijn omdat zij wel graag haar deel en mogelijk meer van de algemene sympathie voor de Missiën in Friesland [wil], maar de uitlating wijst erop dat van alle kanten de Missieboekjes en Annalen naar Friesland stromen op het gevaar af dat de ene de andere een beetje verdringt. Het is beter te veel dan te weinig en al zou elke zelatrice de Missie waar ze voor arbeidt nog een groter deel van de sympathie toe willen hebben, ik geloof niet dat er een is die haar boekjes niet geplaatst weet te krijgen omdat men niet voor de Missies voelt, nee, maar omdat men al zoveel van die boekjes en wat dies meer zij heeft.

Kijk, dat zijn gelukkige tekenen.

Ik hoop dat men de deuren nog wijder openzet, dat niet een Missie de deur van een Fries dicht aantreft, al zijn er ook nog zoveel al geweest, maar ik moet toch ter ere van Friesland zeggen dat misschien geen Provincie van ons land de deur zo laat voor hem dicht doet als Friesland.

Moge dan lang de Missiegeest in Friesland bloeien onder de aanbeveling en leiding van zijn geestelijkheid van wie een regulier van Bolsward, een seculier van Workum, zelf jaren, de een in het Zuiden, de ander in het Noorden, Missionaris waren, die bijna allemaal in hun parochie een zoon of een dochter in de Missie of in een Missiehuis hebben en die roeping ondersteunden met alle middelen die daarvoor gevraagd werden. Dat is een waarborg dat de liefde voor de Missie in Friesland blijft en de Friese naam hooggehouden zal worden over alle oorden van de wereld, want geen grotere eer voor Friesland dan dat het zijn deel heeft en houdt om de wereld het hoogste, het voornaamste, het enig noodzakelijke te brengen, onze Lieve Heer van wie wij en voor ons zelf en voor heel Friesland door de voorbede van de Heilige Lievevrouw, Frieslands oude Patrones en de Middelares van de genade, de genade vragen het hart vol te houden van liefde voor God en de uitbreiding van zijn Rijk.

 


  1. Dutch translation of: Titus Brandsma, Missy-ljeafde yn Fryslân (Manuscript (OP 127-2), undated [1923-1924].
  2. In the manuscript 800 is corrected to 500.
  3. The word used in the manuscript is unreadable.
  4. Above, 800 is corrected to 500.
  5. Friese Missiedagen Leeuwarden.
  6. Out of this remark may we conclude that the manuscript is from about 1923-1924.
  7. Roomsk Frysk Boun.
  8. Crossed out: ‘En wanneer we dan nagaan hoe de Friese huisgezinnen verwant zijn aan elkaar, dan mogen wij daaruit wel besluiten dat elke Fries een familielid in de Missie heeft. En dan spreek ik nog niet van de Zusters.’
  9. ‘Meester Cornelis’ and ‘Weltevreden’, now Jakarta.
  10. The manuscript lacks the bottom lines of the page. Perhaps Joure and/or Sloten were mentioned. The sum of the stated amounts of ‘Dekenaat Sneek’ is 2.960,–
  11. Crossed out are: ‘Meppel 65,–; Oldemarkt 270,– ; Steenwijk 160,–; Steenwijkerwold 75,–’. Perhaps TB crossed them out because these parishes of het diocese are clearly situated outside Frisia. However, also Frederiksoord, Kuinre and Wateren are [officially] not situated in Frisia.
  12. The manuscript lacks the bottom line(s) of the page.
  13. The manuscript lacks the bottom line(s) of the page.

 

Translation: Jan K.H. van der Meer

Published: Titus Brandsma Instituut 2021