Bij de platen

1924

Article

 

Bij de platen

Door Prof. Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm., Nijmegen.1

 

Zoo verscheiden is Maria’s verhouding tot het H. Sacrament des Altaars, dat het niet aan beelden en schilderingen ontbreekt, welke haar in betrekking tot dit Geheim voorstellen. In de keuze daaruit moest echter bij de Redactie wel het uitbeeldend karakter op den voorgrond staan op gevaar af, dat ten opzichte van een paar illustraties de kunstzinnige uitvoering iets te wenschen overliet.

Maria is de Moeder van Jezus. Zijn menschelijk lichaam nam Hij aan in haar moederlijken schoot, datzelfde menschelijke lichaam, dat thans onder de gedaante van brood en wijn de spijze onder zielen is. Sterker nog, wij mogen zeggen, dat Maria Jezus baarde, opdat Hij eenmaal in de H. Eucharistie onze spijze worden zou en dat wij in de H. Communie de vrucht van haar gezegenden schoot in haar volle rijpheid mogen ontvangen. Hare liefde ging als die van God tot het einde.

Deze gedachte aan Maria’s Moederschap, gelijk dit voortduurt en op aarde zijn bekroning vindt in de H. Eucharistie, is bijzonder door Piet Gerrits en E. Azambre tot uitdrukking gebracht. Wij openen de serie met de zoo [71] teedere voorstelling door Piet Gerrits (blz. 53)2 van de blijde Boodschap van den Aartsengel Gabriël. Dan zien wij in zijn voorstelling van het Laatste Avondmaal (blz.62) en in die van de onbloedige vernieuwing van het Kruisoffer op het Altaar (blz. 57) Maria Christus als het ware dragen en omarmen. Achter den Christus, die Zich ons ten spijze geeft, die voor ons den zoendood sterft, staat Maria als de Moeder, die Hem baarde en voor ons ten offer bracht. Niet minder schoon bracht dit de vrome Fransche schilder E. Azambre in beeld (blz. 67), waar ook hij den kleinen Jezus met den kelk der zegening als uit den schoot zijner Moeder naar voren doet treden.

Dit is wel Maria’s schoonste betrekking tot het H. Sacrament, Moeder te zijn van den Christus eucharisticus. Maar haar Moederschap sluit hare roeping in tot Middelares. Wie kan zich de Moeder Gods denken zonder zich haar voor te stellen, de handen geheven ten gebed, dat het H. Bloed des Heeren als een onderpand van zegening neerdauwe over ons. Piet Gerrits stelt ons Maria voor naast den Kruisboom op Calvarië, waar boven het tragisch tafereel van Jezus’ Offerdood de H. Hostie zweeft, waarin die Offerdood zal worden voortgezet. Zooals op Calvarië Maria stond naast het Kruis des Heeren, zoo zien wij haar ook naast het altaar, waar de H. Mis wordt opgedragen of het H. Sacrament wordt bewaard. En als op Calvarië hooren wij er uit Jezus’ mond: Zoon, ziedaar uwe Moeder.3

Beide gedachten, Maria Jezus’ Moeder, onze Moeder, Maria Middelares, zijn uitgedrukt in het mooie prentje van Maison Letaille ( blz. 68), waar wij Maria zien tusschen God en den Priester. Op haar gebed schenkt God aan het offer zijn vruchten, zij doet daarop Gods zegening neerdalen, maar dan moet dat offer ook worden opgedragen door den Priester in vereeniging met haar, naar hare meening.

Nog duidelijker misschien is die gedachte aan Maria’s Middelaarschap uitgedrukt in de beide afbeeldingen op blz. 60 en 61: Maria leidt Jezus tot ons om ons zijn H. Sacrament te geven, maar tegelijkertijd voert zij ons tot Jezus. Het is, of zij met de eene hand haar Goddelijken Zoon, met de andere ons omarmt en ons met elkander vereenigd houdt. Wie Maria bemint en zich in hare armen sluit, moet er Jezus vinden, rustend in diezelfde moederlijke armen.

Maar Maria is meer dan de Moeder, in wie Jezus de menschelijke natuur aannam, meer dan de Middelares, door wie wij die hemelspijze ontvingen en die ons tot het genot daarvan voert en in de zegening er van doet deelen, zij is ons ook als Moeder voorgegaan. Zij is ons Voorbeeld in de vereering, de aanbidding, de nuttiging van dit Geheim.

Fra Angelico meende het Laatste Avondmaal niet te mogen uitbeelden zonder op den voorgrond Maria aan te brengen. Al is zijn taal niet zoo sterk als die van Piet Gerrits in diens zinrijke voorstelling, toch meen ik in Angelico’s opname van Maria in zijn Laatste Avondmaal (blz. 70) meer te mogen zien dan een toespeling op de H. Communie van Maria. Neen, Maria was [72] daar veeleer als de stille getuige van het werk van liefde van haar Zoon, als de Moeder, die bij zijn offer tegenwoordig is en daarin deelt. Maar toch tegelijk treedt zij op als met ons deelend in de zegeningen er van. Zien wij bij Angelico echter nog slechts een toespeling op de H. Communie van Maria, drie schoone voorstellingen daarvan gaf ons de Fransche schilder P. Annould. Op blz. 64 en 72 zien wij Maria alleen met den H. Joannes. Rondom schittert de pracht der natuur of omstuwen haar de Engelen, treffende tegenstelling met hun beider droeve uren onder het kruis, waar duisternis de natuur haar pracht ontnam en haar Zoon zelfs de klacht moest uiten, dat alle hemelsche troost Hem werd onttrokken. Heeft de schilder zich in de voorstelling van blz. 64 aangepast aan de huidige gebruiken, bij de H. Communie op onderstaand sluitstukje zien wij, hoe Joannes het H. Lichaam des Heeren neerlegt in Maria’s handen, met een doek bedekt, opdat zij Het aldus met eigen hand nuttige; zoo toch communiceerden de vrouwen in de eerste eeuwen der Kerk. Op blz.65 is Maria een der geloovigen. Een priester, niet Joannes, geeft haar de H. Communie. Zij is daar ons voorbeeld. Mochten wij Jezus uit de handen van den priester ontvangen als zij. De voorstelling van blz. 72 voert onze gedachten als vanzelf verder, naar Maria’s heilige woning. Zij is een kleine kapel van altijddurende aanbidding. Op blz. 54 en 55 volgen nog twee afbeeldingen, die ons die aanbiddingen voorstellen. Die van blz. 55 is een herhaling, in lieflijker vorm, door A. de Linay van de bekende voorstelling van Ingres in het Louvre te Parijs. Maria is in stil gebed. In de voorstelling van blz. 54 door P. Annould gaat het gebed over de verrukking en in een visioen ziet Maria achter de gedaanten van brood en wijn Jezus in zijn verheerlijkt Lichaam.

Zeker, hiermede is de kunst met betrekking tot Maria in hare verhouding tot het H. Sacrament niet uitgeput. Zoo rijk aan gedachten is die verhouding, zoo verscheiden zijn de voorstellingen, welke deze trachten in beeld te brengen, dat de Redactie zich moest beperken. Moge het gegevene echter iets van dien rijkdom openbaren aan het hart van de kinderen van Maria, opdat zij met en door Maria de zegeningen van dit H. Sacrament deelachtig worden.

 

Image p. 53

 

Image p. 54
Image p. 55
Image p. 56
Image p. 57
Image p. 60
Image p. 61
Image p. 62
Image p. 64
Image p. 65
Image p. 67
Image p. 68
Image p. 70
Image p. 72

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022


  1. Published in: Carmelrozen Vol. XIII, June 1924, p. 70-72.
  2. For the pictures, see below this article.
  3. See: John 19, 25-27.