De H. Andreas Corsini

1938

Article

 

De H. Andreas Corsini

[1]

In een der mooiste kerken van het bij uitstek mooi genoemde Florence, Firenza la bella, in het Carmine, de kerk van het oude Carmelietenklooster is rechts een kapel, waarin in een kostbaar altaar nog het onverteerde lichaam vereerd en op hooge feesten ten toongesteld wordt van een lang geleden gestorven, maar nog steeds niet vergeten zoon der stad uit het adellijk geslacht der Corsini’s. Andreas, die na een weelderige, misschien haast te weelderige jeugd in het Carmine het kleed van de Broeders van Onze Lieve Vrouw van den Carmel aannam en, scheen hij eerst volgens een droom zijner moeder vóór zijn geboorte een wolf, daar volgens datzelfde droomgezicht veranderde in een lam vol goedheid en zachtmoedigheid, offervaardigheid en liefde, reinheid en onschuld. Klom hij in de wetenschap door zijn studiën aan de Universiteit van Parijs tot de hoogste graden op, in de Orde werden hem om zijn deugd en stiptheid de hoogste bedieningen van Prior, Provinciaal en tijdelijk, ter vervanging van den H. Petrus Thomas, zelfs die van Procurator Generaal aan het Pauselijk Hof toevertrouwd. Om zich aan alle feestvertoon te onttrekken, trok hij zich na zijn priesterwijding terug in het meest afgesloten afzonderingsklooster der Provincie – Le Selve – om er zijn eerste H. Mis op te dragen. Maar hier verscheen hem onder die H. Mis reeds de H. Maagd onder toevoeging van de veel beloovende woorden: “Gij zijt mijn dienaar, in U zal ik worden verheerlijkt.” Toen de Paus, gehoor gevend aan den stillen wensch van het volk, hem benoemde tot Bisschop van het nabijgelegen Fiesole, verborg hij zich, maar te vergeefs, om zich aan die waardigheid te onttrekken. Een kind, dat nauwelijks spreken kon, openbaarde zijn geheim en voerde het volk naar zijn schuilplaats. Hij was een Bisschop, aan wiens bestuur men na zooveel eeuwen nog dankbaar terug denkt, wiens bisschopszetel en kleeding men nog met eerbied te Fiesole bewaart. Nadat op den Kerstdag van 1365 Maria hem zijn aanstaanden dood had aangekondigd, stierf hij op Driekoningendag van het jaar 1366. Na zijn stichtenden dood, die hem reeds als een heilige deed beschouwen, verscheen hij aan een zijner vele vereerders, de handen vol leliën en rozen. Het was, gelijk hij zeide, om aan al zijn vereerders te zeggen, dat hij de glorie des hemels had verdiend vooral door zijn reinheid en goedheid. Florence roept hem nog altijd aan als Patroon der stad en schrijft menige redding uit zwaren nood toe aan zijn machtige bescherming. Zijn feest wordt gevierd op den 4 Februari.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. XXVI, Feb. 1938, p. 238.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022