Dominus prope est

undated

sermon

 

Dominus prope est

[1]

Kerstmis nadert. Over heel de Christelijke wereld gaat de gedachte reeds uit naar het naderende Kerstfeest. Feest van godsvrucht en van vrede. Ook in dezen tijd? Hoe gaarne zouden wij, zouden allen dit willen. Sterke machten verhinderen het. Hoelang nog? Brengt dit Kerstfeest nog geen vrede?

Wij weten het niet. God weet het. Spannender ziet de wereld weder uit naar God. Gods geduld is grooter dan het onze. Hoe komt God niet tusschenbeide. Beeld van den tijd, dat men uitzag naar den Verlosser. Ook toen verlangde men naar vrede. De Paus herinnerde er aan, het eerste jaar van zijn Pausschap, in zijn rede op de Vigilie van Kerstmis. Keizer Augustus liet in Rome een Ara pacis oprichten om van de goden den vrede te vragen. In onze dagen is dit altaar teruggevonden om ons aan die tijden te herinneren.

Kerstmis nadert. Het verlangen naar vrede wordt sterker en sterker. Als de vrede komen zou, de radio zou het als een blijde mare over de wereld zenden. Er zou gejuich en gejubel zijn. Wij hebben er de voorproeven van gezien te Eindhoven, te Luik. Maar geen radio-boodschap is noodig om de komst van den vorst des vredes te melden. Het gaat reeds over heel de Christen-wereld: Kerstmis nadert. En dringender dan ooit gaan de beden omhoog, dat Hij vrede brengen moge, zooals eens de Engelen zongen: Gloria in excelsis Deo et in terra pax.[2] Eere aan God. Eere aan God, die in den Hemel troont. Erkenning van zijn opper-majesteit, aan zijn leiding, zijn voorzienigheid. Geen vrede aan de menschen, of niet eer wordt gegeven aan God. [2]

Hij kwam tot de Zijnen, maar de Zijnen namen Hem niet aan. Men bouwde altaren voor den God des vredes, maar toen Hij in de wereld kwam, erkende men Hem niet. Midden onder U staat Hij, zeide Joannes en gij kent Hem niet. De oude strijd van heidendom en Christendom herhaalt zich. Et non receperunt Eum.[3] Wat heeft het Jezus tranen gekost, dat men zijn liefde zoo miskende. Tot de Samaritaansche vrouw zeide Hij: Indien gij de gave Gods kendet. Si scires donum Dei.[4] Indien gij wist, wie u te drinken vraagt. En over Jeruzalem weende Hij: Ach, als gij nog op dezen uwen dag erkendet wat u tot heil verstrekt.

Maar wat wij zien in de tijden in het groot, in den ouden tijd, onder het keizerlijk bestuur van Augustus, in dezen tijd van oorlog en geweld, wij zien dat meer concreet in den kleinen kring, waarin Jezus nederdaalde tot de menschen. Wij behoeven om dezen onzen tijd te begrijpen, niet een blik te slaan op de heidensche wereld van bijna tweeduizend jaar geleden, het is voldoende, dat wij de oogen vestigen op hetgeen geschiedde onmiddellijk rondom Jezus, die was menschgeworden. En zoo moeten we ons ook nu niet verliezen in het beschouwen van de wereld om ons heen, maar doen wij goed, in onszelf te treden, om te zien, hoe wij zelve Jezus ontvangen en ons op zijn naderende komst in ons midden voorbereiden.

De makrokosmos weerspiegelt zich nog altijd in den mikrokosmos van den individueelen mensch. Gelijk de wereld van tweeduizend jaren her zich weerspiegelt in hetgeen te Bethlehem geschiedde, zoo vinden wij in onze eigen gedragingen een beeld van de wereld van dezen tijd. [3]

Slechts enkelen verstonden het woord des Heeren, tot zijn uitverkoren volk gesproken en gingen naar Bethlehem om Hem te aanbidden. De herders vonden Hem, maar hun blijde mare werd met schouder-ophalen ontvangen. Zelfs toen de Wijzen uit het Oosten kwamen en de Joodsche schriftgeleerden tot de erkenning brachten dat hun koning in Bethlehem geboren moest worden, lieten zij hen alleen derwaarts gaan, zonder hen te volgen.

Hoe koud blijven wij bij de aankondiging, dat de komst des Heeren weer nabij is? Hij wil ook bij ons geboren worden, zijn intrek nemen in ons hart. Hij zegt ons, dat hij in Bethlehem, d.i. in het huis des brood, d.i. in de H. Communie, waarin Hij Zich met ons vereenigt, wil geboren worden, maar zullen wij de deur van ons hart voor Hem opendoen?

Stellen wij ons voor, hoe Jozef en Maria naar Bethlehem gaan, omdat Jezus die plaats voor zijn geboorte heeft uitverkoren. Zij wonen in Nazareth. Wat zal hen in Bethlehem brengen. Hoe komen zij daar? Wonderbare leiding der Voorzienigheid. Een volkstelling wordt uitgeschreven, die hen verplicht naar Bethlehem te gaan. Hoe blij zijn zij, dat God zich nu dus schijnbaar belast met de uitvoering van zijn woorden, door den profeet gesproken. God brengt hen naar Bethlehem, wat zal nu alles goed gaan. Wat maken zij zich nog zorgen. Welk een teleurstelling.

(volgt de meditatie over den tocht van Maria en Jozef naar Bethlehem: Non erat locus in diversorio[5])

[4][5][6] [6]

Maar in dien stal wordt God geboren. God stapt over alles heen. Dat is juist zijn glorie, dat Hij uitkiest, wat de wereld verwerpt en veroordeelt. Hoe zal Hij later trotseeren, dat de Joden hem verwijten, dat hij de zondaren tot Zich trekt, een tollenaar tot apostel verheft, zijn intrek neemt bij Zacheus.

Verheugen wij ons in die oneindige liefde Gods. Hij is de Rex pacificus. Hij komt om ons den vrede te brengen door de liefde. Zoo lief heeft God den mensch gehad, dat Hij zijn eenigen Zoon in de wereld zond om ons te verlossen.

Liefde vraagt wederliefde. Kind, geef mij uw hart. Laat het Hem onwaardig zijn, als het maar vervuld is van de liefde. Als gij u, staande voor het altaar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, ga u eerst met uw broeder verzoenen, d.i. ban eerst uit uw hart de gevoelens van afkeer en kom dan terug om uw offer op te dragen. Hoc enim sentite in vobis, quod est in Christo Jesu.[7] Laten wij rondom ons een sfeer van liefde en vrede scheppen. We moeten de ontkenning van de liefde overwinnen door de onweerstaanbare heerlijkheid van de liefde.

Amor non amatur. H. Maria Magdalena de Pazzi luidde de klok om aan de menschen, die samenstroomden, te zeggen, hoe groot Gods liefde is. Ik zou de klok willen luiden om het ook nu weder allen toe te roepen. Men heeft na den vorigen oorlog een klok gegoten uit het oorlogsmetaal en had besloten, deze klok door de radio over heel de wereld te laten luiden om de menschen te herinneren aan de verschrikkingen van den oorlog, den dood van zoovele millioenen en hen het oog te doen richten naar den God van vrede en barmhartigheid. [7]

De oorlog, nu weer opnieuw uitgebroken, heeft dit plan verijdeld, maar al zwijgt het metaal, de stem des harten zwijgt niet. In onze verbeelding hooren wij reeds in den geest de Kerstklokken luiden, die ons roepen naar den Koning des vredes, die liefde en vrede predikt, maar liefde en vrede allereerst in ons eigen hart met Hem, opdat wij met de Engelen juichen: Gloria in excelsis Deo et in terra pax hominibus bonae voluntatis.

 


  1. Typescript (NCI OP 89.10), 5 pages, undated. The pages are numbered 1, 2, 3, 6 and 7. At the end of page 3 is typed that a meditation follows on ‘Non erat locus in diversorio’. We have not yet located this meditation.
  2. See: Luke 2:14.
  3. See: John 1:11.
  4. See: John 4:10.
  5. See: Luke 2:7.
  6. See footnote 1 about the missing pages.
  7. See: Phil 2:5.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2023